Als een bedrijf failliet is verklaard, kan de curator bij een vermoeden van fraude melding maken van de zaak bij het Openbaar Ministerie. Dit kan als de curator vermoedt dat opzettelijk schuldeisers (kunnen) zijn benadeeld. Hiervan kan sprake zijn indien in de aanloop naar of na het faillissement goederen of geld zijn onttrokken uit de onderneming, maar ook indien er geen sprake is van een deugdelijke administratie of het niet uitleveren daarvan op de datum van het uitspreken van het faillissement.
Faillissementsfraude is in het Wetboek van Strafrecht aangeduid als bankbreuk. Normaliter richt de vervolging van faillissementsfraude zich tegen natuurlijke personen (bestuurder/ feitelijk leidinggever), aangezien aan rechtspersonen alleen geldboetes kunnen worden opgelegd en dit de schuldeisers niet ten goede komt.
Een strafrechtelijke veroordeling van een bestuurder of feitelijke leidinggever draagt bij in de civiele aanpak van de faillissementszaak. De bestuurder wordt persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade die ten gevolge van onrechtmatig handelen is ontstaan.
Een veroordelend vonnis van de strafrechter kan daardoor niet alleen strafrechtelijk vergaande consequenties hebben, maar ook in de eventueel door de curator aan te spannen civiele zaak. Mocht u met een dergelijke kwestie te maken krijgen, adviseren wij u spoedig contact op te nemen met een van onze advocaten en u ter zake te laten bijstaan.